Drie, Driehoek, Drievuldigheid

Opgedragen aan Br.°. Tijl,
die er mij een hele tijd geleden
naar gevraagd heeft

DEEL I.

1. Inleiding

In Causeries Initiatiques zegt Edouard Plantagenet onder meer het volgende:

“L’apprenti a trois ans … s’il se rappelle que c’est par trois grands coups qu’il a été introduit en Loge, qu’il y a acccompli trois voyages et subi trois épreuves, qu’il y doit pénétrer par trois pas, qu’il aura à y conquérir trois grades, qu’il y tire traditionnellement des ‘triples batteries’, il comprendra que ce chiffre fatidique doit avoir une importance fondamentale dans l’enseignement initiatique.” [1]

Tijdens de inwijdingsplechtigheid zelf zal dat nog wel niet onmiddellijk opvallen, omdat de indrukken te sterk, te veelvuldig en te overweldigend zijn. Maar bij reflectie achteraf en zeker wanneer de neofiet zelf voor het eerst de inwijding van een andere profaan meemaakt kan het niet anders of de alomtegenwoordigheid van het getal drie zal hem opvallen.

Als het niet bij die oppervlakkige vraagstelling blijft, zal men alras tot de conclusie moeten komen dat het voorkomen van dat magische getal drie zich niet tot de vrijmetselarij beperkt. Het komt ook elders in allerlei contexten voor, die dit gemeenschappelijk hebben dat ze allemaal van ver of van nabij iets met mythe of religie te maken hebben. Iedereen die dit verschijnsel onderzocht heeft, weze het diepgaand of oppervlakkig, wijst op de universaliteit ervan: op alle plaatsen en in alle tijdperken komt men de drie of de driehoek in een min of meer magische functie tegen. Ofschoon het symptomatisch kan zijn voor een hyper-rationalistische tijd dat er vanaf het midden van de twintigste eeuw nog amper over geschreven is, tenzij in onwetenschappelijke new-age-geschriften. “Il est universel, dans les religions, les mythes, les légendes, les rites, la magie, les superstitions, les usages profanes, les représentations figurées, et nous le constatons journellement encore dans notre vie actuelle.”, zegt W. Deonna [2], terwijl Mehrlein zegt: “Die Bedeutung der Dreizahl erstreckt sich über die ganze Welt, von den ältesten Zeiten bis in die Gegenwart, im gewaltigen Mythos nicht minder wie im Aberglauben des Volkes”, [3] terwijl Max Lüthi het de “für das menschliche Denken, Empfinden und Handeln bedeutsamste Zahl” [4] vindt. En Usener gaat nog verder: hij stelt dat we bij het magische en religieuze gebruik van het getal drie “vor einem wie mit der Kraft eines Naturgesetzes waltenden menschlichen Triebe stehen” [5].

We hoeven maar even na te denken of rond ons te kijken om te merken dat zowel in de omgangstaal als in allerlei gebruiken het getal drie een rol speelt: ‘driemaal is scheepsrecht’, ‘hij kan niet eens tot drie tellen’, drie keer afkloppen om een ongewenste gebeurtenis te bezweren, ‘alle goede dingen in drie’, enz. Ook in de volksliteratuur, met name in de sprookjes, komt het getal drie om de haverklap voor, in die mate zelfs dat Axel Olrik er een van de epische wetten van de volksliteratuur van gemaakt heeft. [6] Het voorkomen ervan in deze literatuur is waarschijnlijk onbewust; bij een Dante daarentegen speelt het getal drie een zeer bewuste rol als symbool van de Heilige Drievuldigheid: heel zijn Divina Comedia is er rond opgebouwd: drie delen van 33 zangen, geschreven in drieregelige strofen, en dat is alleen nog maar de uiterlijke vorm.

Dit laatste voorbeeld brengt ons tot de godsdienst, en het is daar dat we het getal drie en de er uiteraard eng mee verbonden driehoek het vaakst tegenkomen. De reeds genoemde Usener geeft er vele voorbeelden van [7], maar in elk woordenboek over symboliek worden eveneens voldoende voorbeelden gegeven.

In de achttiende eeuw verscheen een boek dat enkel bestaat uit voorbeelden van het voorkomen van het getal drie in allerlei contexten, meer dan 600 bladzijden dik, [8] en bij mijn weten nooit geëvenaard. Hieronder ziet u de titelpagina’s ervan: de afbeelding tegenover de eigenlijke titelpagina laat reeds een van de mogelijke iconografische vormen van de drieheid zien onder de vorm van de drie ringen.

scan1b scan1a

Voordien was het belang van de drie overigens ook reeds opgevallen: in de vierde eeuw schreef de vroeg-christelijke dichter Ausonius een gedicht over het getal drie [9], terwijl de minder bekende kerkvader Epiphanius van Salamis er een verhandeling aan wijdde waarin hij vooral de nadruk legde op het magische karakter ervan [10]. Ook de beroemde 13de-eeuwse tijdgenoot van Thomas van Aquino, de franciscaan Bonaventura heeft een De Drievoudige Weg geschreven, waarin hij overal in de schepping ‘drie-eenheden’ ontwaart, waardoor hij tot een ‘natuurlijke triniteitsleer’ komt. Nog bij het begin van de 18de eeuw was ene Petrus Bungus van mening dat de hele wereld door getallen verklaard kon worden, een opvatting die nauw aansloot bij die van de Pythagoreeërs [11] ; in zijn uitgebreide verhandeling daarover, die werd voorafgegaan door wat waarschijnlijk de meest uitgebreide verzameling van vindplaatsen van het getal drie in de bijbel is, ruimde hij het meeste plaats in voor het getal drie, bijna honderd bladzijden [12]. De hierna volgende afbeelding toont de titelpagina van dit boek.

scan2

Tenslotte moet in deze inleidende beschouwing nog gewezen worden op het werk van de belangrijke Franse godsdienstwetenschapper Georges Dumézil [13], voor wie het getal drie niet alleen de kern vormde van de godsdienst van de door hem onderzochte volkeren en culturen (meestal Germaanse en Indogermaanse), maar van hun hele maatschappijopbouw, waarin hij drie ‘kasten’ onderscheidde: priesters, krijgers, boeren. Maar godsdienst speelde in deze vroege maatschappijen uiteraard een fundamentele rol.

2. De oorsprong

Wanneer deze eerste vaststellingen gedaan zijn en men een beetje bekomen is van de verbazing over de veelvuldigheid en de alomtegenwoordigheid van die drie, komt natuurlijk spontaan de volgende vraag op: hoe komt het dat dit getal zo uitsteekt boven alle andere getallen, waar komt die mythische, magische, religieuze betekenis vandaan, hoe is die gegroeid, hoe kan dat nog verklaard worden?

In het Bijbels Woordenboek [14] staan de drie meest gangbare verklaringen mooi op een rijtje opgesomd. Maar één daarvan kan reeds zonder meer geschrapt worden. Inderdaad, het concept van een natuurlijke familie, die een triade van vader, moeder en kind(eren) zou vormen is een later ideologisch concept, dat in het verleden geprojecteerd wordt.

De oorsprong van het getal drie ligt inderdaad in een tijd waarin van dergelijke familieverbanden amper sprake was. Een tijd ook, waaruit geen schriftelijke getuigenissen en zelfs amper artefacten tot ons gekomen zijn, een tijd wellicht waarin de primitieve mensheid slechts nauwelijks spreken had geleerd. Samengevat: “Mit Sicherheit wird sich die Frage nach dem historischen Ausgangspunkt für die Hervorhebung der Dreizahl kaum jemals beantworten lassen [15].”

Blijven dus twee verklaringen over. De stelling over de familiecel kan misschien als een variant van de eerste verklaring opgevat worden, die neerkomt op abstrahering vanuit natuurwaarnemingen zoals ook Mehrlein aangeeft [16], maar zoals het duidelijkst en het meest concreet wordt weergegeven door Robert Graves, die daarbij ook sterk de nadruk legt op het belang van de maan:

De drie schijngestalten van de maan – eerste kwartier, volle maan en laatste kwartier – riepen het beeld van de drie stadia in het leven van de matriarch – meisje, nimf (huwbare vrouw) en oud vrouwtje – op. Vervolgens werd, aangezien de jaarlijkse baan van de zon eveneens het beeld van de groei en afname van haar fysieke kracht opriep – in de lente een meisje, in de zomer een nimf en in de winter een oud vrouwtje -, de godin geïdentificeerd met de seizoensveranderingen in het leven van plant en dier en zo met Moeder Aarde, die aan het begin van het vegetatiejaar uitsluitend bladeren en knoppen, daarna bloemen en vruchten voortbrengt en tenslotte niets meer draagt. Later kon ze met nog een triade worden vereenzelvigd: het meisje van de lucht, de nimf van de aarde of de zee en het oude vrouwtje van de onderwereld – respectievelijk getypeerd als Selene, Aphrodite en Hekate. Deze mystieke analogieën stonden aan de wieg van de sacrale betekenis van het getal drie, en de Maangodin verscheen in negen gedaantes als elk van deze drie personen – meisje, nimf en oud vrouwtje – ter aanduiding van haar goddelijkheid in de vorm van een triade optrad [17].”

Wanneer we daarbij nog rekening houden met het feit dat de cyclus van de vrouw grotendeels gelijk loopt met de maancyclus en dat in de voorhistorische tijd waarin dit alles zich op onbewust vlak afspeelde ook het verband tussen de seksuele act en het baren van kinderen niet duidelijk of bewust was, kunnen we concluderen dat een van de bronnen van de sacrale betekenis van het getal drie het als kosmisch aangevoelde verband tussen maanstanden en maandstonden enerzijds, het groeiproces en de cyclische tijd van de natuur anderzijds was [18]. Waarbij men uiteraard rekening moet houden met het feit dat men toen slechts drie seizoenen onderscheidde, en geen vier zoals nu:

Die älteren Griechen unterscheiden nur Winter, Frühling und Sommer. (…) Und das Gleiche bezeugt Tacitus (Germ. 26) von den alten Deutschen: ‘hiems et ver et aestis intellectum ac vocabula habent, autumni perinde nomen ac bona ignorantur [19] [20].’”

Een tweede belangrijke oorsprong is het tellen. Ik heb in het begin reeds gewezen op het voorkomen van ‘drie’ in uitdrukkingen en gezegdes uit de spreektaal. Zo wordt bijvoorbeeld van een dom iemand gezegd dat hij niet eens tot drie kan tellen. Ofschoon in andere talen en streken soms een ander getal optreedt in deze uitdrukking, is deze drie hier toch geen toeval. Struik vat het kort en bondig samen:

Aangezien (…) getallen behoren tot de meest abstracte ideeën die de menselijke geest kan vormen, kwamen speciale uitdrukkingen voor getallen slechts langzaam in gebruik. Aanvankelijk droegen die uitdrukkingen eerder een kwalitatief dan een kwantitatief karakter, omdat men slechts onderscheid maakte tussen één (…), twee en veel. Men kan die oorsprong van de getallenvoorstellingen nog hier en daar terugvinden in de duale vervoegingen die men in sommige talen, bv. in het Oud-Grieks of Keltisch vindt.” [21]

Inderdaad, iedereen die zich ooit met taalkunde heeft bezig gehouden weet wat een dualis is; hij bestaat niet alleen in de door Struik genoemde oude talen, maar ook in moderne talen kunnen er soms nog resten van worden teruggevonden. Usener vermeldt zelfs een Polynesische taal, waarin een trialis zou voorkomen [22]. Elders heb ik een dergelijke vermelding nooit gezien. Maar hoe dan ook, Usener, die het voorkomen van het getal drie wellicht het grondigst bestudeerd heeft, zeker in oudere teksten, vermeldt meerdere voorbeelden van etnografen en antropologen die bij toen nog bestaande stammen hebben vastgesteld dat zij niet verder telden (konden tellen?) dan tot drie, waarbij ‘drie’ de betekenis had van ‘veel’ [23].

Ook daarvan zijn nog sporen terug te vinden. In het Frans bijvoorbeeld is een van de betekenissen van ‘trois’ niet specifiek, maar drukt het nu nog steeds een niet nader gedetailleerde veelheid uit [24]. Dat is een duidelijk taalrelict uit primitieve tijden. Het is wat Déonna noemt “la répétition d’intensité”, het is een ‘superlatief’, “le pluriel, et même un pluriel illimité, superlatif, qui porte l’être ou l’objet répété à son intensité suprême”, om te concluderen:

Un dieu tricéphale est ‘synonyme d’un dieu très puissant, la mutiplication des membres symbolisant l’omnipotence du dieu’ (…) Partout cette triplicité veut intensifier cette omnipotence, insister sur son caractère illimité, indépendamment des dénominations et des fonctions propres à chaque type.” [25]

Drie wordt zodoende het hoogste dat bereikt kan worden en daarmee het volmaakte zelf, het Al van de Pythagoreërs, en uiteindelijk ook de Godheid. De combinatie van enerzijds het associatief verbinden van vaak magisch geachte natuurverschijnselen, en anderzijds het oorspronkelijk niet verder kunnen tellen dan drie, hebben er dus naar alle waarschijnlijkheid voor gezorgd dat het getal drie dat alomtegenwoordige magische, en religieuze, met allerlei sacrale betekenissen omgeven getal geworden is dat we uit de eigenlijke geschiedenis van de mensheid kennen.

 

3. Het eerste optreden

Naar alle waarschijnlijkheid, schreef ik daarnet. En zo is het ook, want wanneer de geschiedenis voor ons begint, dit wil zeggen wanneer we geschreven bronnen hebben, naast artefacten, vinden we het getal drie reeds overal ter wereld terug in de sacrale betekenis ervan. Onmogelijk een opsomming te geven, ook daarvoor verwijs ik naar de bibliografie en naar de meeste naslagwerken over symboliek. We kunnen enkel vaststellen dat bij het begin van de geschreven geschiedenis de drie inderdaad alom tegenwoordig is, bijna uitsluitend in religieuze contexten.

Opvallend is wel de manier waarop, en de mogelijke interne ontwikkeling daarbij, die overigens het best afgelezen kan worden aan de figuur van Hecate, éen van de oudste godenfiguren uit de Griekse oudheid. Zij werd soms voorgesteld als deel uitmakend van een triade, samen met Kore en Persephone, op andere ogenblikken werd zij voorgesteld als slechts één godin met drie gezichten. Aan haar kunnen we dus aflezen hoe uit de oorspronkelijke triades langzaamaan de idee gegroeid is van drie-in-een, of, zoals we het in een Christelijke context hebben leren kennen, de drievuldigheid.

Veel van die vroege godenfiguren en de ritualen er rond – ja, zelfs allemaal kan men gerust zeggen – hadden met vruchtbaarheid te maken. Vandaar dat ook de seksuele component van het getal drie, en meer nog van de driehoek, een sterke rol speelt. Een driehoek met de top naar boven, zoals in de maçonnieke iconografie meestal voorkomt, is solair en symboliseert het leven, het vuur, de vlam, het mannelijke principe kortom; terwijl de driehoek met de punt naar beneden lunair is, en het water, de natuurlijke wereld, uiteindelijk de Grote Moeder zelf symboliseert. Een verdere ontwikkeling zijn dan weer de drie verstrengelde driehoeken als symbool van de drie-eenheid.

Lurker [26] wijst erop dat reeds in prehistorische tijden de driehoek met de top naar beneden de regio pubica van de vrouw aanduidde in weergevonden beeldjes en dat dit het begin was van het ontstaan van de kosmische betekenis van de driehoek. In het hedendaagse Hindouïsme is deze driehoek trouwens nog steeds symbool van de Yoni (= vagina). Mehrlein trekt dezelfde conclusie:

…denn bereits seit der Steinzeit ist das Dreieck ein chiffreartiges Bild des weiblichen Aidoions; so ist es verständlich, dass das Dreieck als Sexualsymbol Hinweis auf den Urgrund alles Seins sein soll.” [27]

In dit verband moeten we ook verwijzen naar het tweede deel van het reeds meermaals geciteerde opstel van Déonna [28], waarin hij een Mercuriusbeeldje beschrijft, dat toen pas gevonden was in Tongeren, en dat drie penissen had: één op de normale plaats, één waar de neus zit, en één op het voorhoofd. Een dergelijk beeld was niet uniek, verre van, maar het wijst nogmaals niet alleen op de intensifiërende kracht van de drie, zoals Déonna uitsluitend opmerkt, maar ook op de sterke band tussen religie, seksualiteit en verbondenheid met de natuur in die tijden, en op de belangrijke magische rol van de drie daarin.

De context is inderdaad altijd religieus; ook seksualiteit was toen sterk met religie verbonden: men denke slechts aan Aphrodite/Venus. Zoals deze laatste voor een groot stuk is overgegaan in Maria, zo is de oorspronkelijke drie-eenheid overgegaan in het begrip drievuldigheid. Waarbij alle verbanden met seksualiteit en andere aardse zaken volledig verdwenen zijn. Transcendentie had met het aardse, en a fortiori het seksuele, voortaan niets meer te maken; het was een zuiver geestelijk proces geworden, zoals Maria een Venus zonder vagina is.