Muziek

Muziek vormt een zeer belangrijk en ondersteunend element in de logewerkzaamheden.

Het muziekstuk dat u nu hoort, “Dir, Seele des Weltalls” KV429 van W.A. Mozart, wordt in onze loge “De Zon” steeds bij het begin van de werkzaamheden gespeeld. Het is een ware ode aan de zon, als de ziel van het universum.

W.A. Mozart componeerde deze cantate in de lente van 1786, op tekst van de eveneens vrijmetselaar L. L.Haschka (1749-1827), voor zijn toenmalige loge “Zur gekrönten Hoffnung” in Wenen (zijn Weense moederloge “Zur Wohltätigkeit” werd op 19 december 1785 ontbonden ten gevolge een Keizerlijke verordening) en dit speciaal voor het Zomersolstitium (24 juni, feest van Joannes de Doper), binnen de vrijmetselarij ook het Zomer-St.-Jan genoemd.

Vele componisten waren vrijmetselaar, waarbij Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791), Joseph Haydn (1732-1809), Franz Liszt (1811-1886) en Jean Sibelius (1865-1957) tot de meest bekende behoren.

Hoewel zij, zowel als andere componisten-vrijmetselaars, muziek componeerden speciaal voor opvoering in vrijmetselaarsloges, in opdracht van vrijmetselaarsloges of geïnspireerd door het verlichtingsdenken, hoeft de muziek die in de loge wordt gespeeld niet noodzakelijk maçonniek te zijn. De muziek moet in de eerste plaats het ritueel ondersteunen, versterken en bij momenten tot rustpunt dienen of tot introspectie uitnodigen.

Onze Broeder Kapelmeester slaagt er steeds in, binnen elk ritueel ons op een prachtige concertavond te vergasten.

Zo speelde hij op een “Meesterverheffing” (een zitting waarbij een Gezel op rituele wijze tot Meester wordt verheven), na het reeds genoemde “Dir, Seele des Weltalls” , “Maurerische Trauermusik” KV477 eveneens van Mozart, het 3de deel uit de “4de symfonie” van Jean Sibelius, “Lacrimosa” uit het “Requiem” KV626 van Mozart, het 1ste deel uit de “3de symfonie” van Henryk Górecki, het “Hallelujah” uit de “Messias” van G.F. Händel, het “Ecce Gratum” en “Il Trutina” beide uit de “Carmina Burana” van Carl Orff om te eindigen met “Die Strahlen der Sonne vertreiben die Nacht” uit Mozarts “Die Zauberflöte” KV620, een opera sterk door de vrijmetselarij beïnvloed en waarvan het libretto geschreven werd door Schikaneder, een logebroeder van Mozart.

Dat het niet steeds klassieke muziek moet zijn om te ontroeren, bewees hij eens door een volledige rituele zitting met jazzmuziek te onderbouwen of bij een Rouwloge (een avond ter herdenking van een overleden Broeder) naast zeer passende klassieke werken eveneens “Avec le temps” door Léo Ferre en “Maintenant je sais” door Jean Gabin ten gehore te brengen.

De arbeid in de loge die ons er toe brengt de symboliek stap voor stap te doorgronden en ons in staat stelt deze in het dagelijkse leven te gebruiken, creëert met de rituelen en de hulp van de muziek een steeds weer unieke ervaring waarin alle aanwezige Broeders, zowel de eigen leden als de bezoekers, kunnen delen en die tussen hen een uitzonderlijke band tot stand brengt welke tijd en ruimte overstijgt.